Nederland heeft een relevant verhaal
Nationale identiteit is helemaal terug van weggeweest. In het boek Waartoe is Nederland op aarde? onderzoeken we de waarden die in ons dagelijks leven een grote rol spelen: vrijheid, gelijkheid, stoffelijkheid, veiligheid, eerlijkheid en zorgzaamheid. Deze kwaliteiten hebben een lange voorgeschiedenis en kennen zowel voor- als nadelen. Intussen komen ze goed van pas nu de wereld aan processen als verstedelijking, klimaatverandering en economische turbulentie onderhevig is. Misschien hebben we toch iets van onze eeuwenlange omgang met de zee geleerd.
Nederland en zijn nationale eigenheid
Wat meer dialectiek! Dat zou je degenen die over onze nationale identiteit debatteren van harte toewensen, want tot nog toe verloopt deze discussie op een weinig bevredigende manier. De publieke opinie valt al snel uiteen in twee kampen die langs elkaar heen praten. Volgens de een wordt het eigene van Nederland bedreigd door ontwikkelingen als globalisering of migratiestromen, terwijl de ander betwijfelt of er wel een Nederlandse identiteit bestaat.
Het eerste kamp zou graag het verleden terug hebben, terwijl het tweede denkt te weten wat de toekomst ons zal brengen. Op welke wijze eigenheid en diversiteit met elkaar verband houden of hoe het verleden en de toekomst op elkaar inwerken zijn vragen die nauwelijks worden gesteld. Het is om die reden dat wij vanuit Centrum Èthos een bijdrage aan deze discussie willen leveren.
Dit hoofdstuk gaat in op de overwegingen die daarbij een rol hebben gespeeld en de keuzen die we hebben gemaakt. In het laatste hoofdstuk komt de vraag uit de titel van dit boek aan de orde. Ik begin echter met een korte beschrijving van de onderhavige thematiek, die in algemene zin neerkomt op de dialectiek van het andere en het eigene.
Terugkeer van het verdrongene
De belangstelling voor het eigene van landen, staten en gemeenschappen is zo oud als de geschiedenis; reeds de eerste historici hebben zich daarin verdiept. Zo vindt men in de werken van Herodotus en Tacitus talrijke opmerkingen over datgene wat het eigen volk onderscheidt van andere volkeren en over de omstandigheden die daarvoor zorgen.
Deze interesse beperkte zich gedurende vele eeuwen tot een kleine bovenlaag van geletterden. Uiteraard kwamen ook gewone mensen van tijd tot tijd in aanraking met vreemde volken, onbekende talen of andere gewoonten, maar zonder dat dit een onderwerp van systematische reflectie werd. De gewone man leefde als het ware binnen de omheining van het eigene en kon buitenstaanders alleen als afwijkend van zichzelf zien.
Deze situatie bleef ook in Europa lang bestaan, maar begon tegen het einde van de Middeleeuwen te veranderen. De groei van het maatschappelijk verkeer bracht met zich mee dat de vele gemeenschappen die het continent herbergde in toenemende mate met elkaar in contact kwamen en zich een beeld van elkaars eigenaardigheden gingen vormen. Dit maakte dat nadenken over het eigene en het andere zich niet langer beperkte tot een geleerde kring, maar een populaire bezigheid werd (in meerdere betekenissen van het woord). Velen wisten – of meenden te weten – wat bijvoorbeeld kenmerkend is voor een Fransman, een Italiaan of een Spanjaard.
Overigens hebben schrijvers, geleerden en ontdekkingsreizigers daar volop aan meegedaan. Het leidde tot een proces van beeldvorming dat volgens Joep Leerssen werd afgerond in de zeventiende eeuw, met als gevolg dat de karakteristieken van diverse volken rond het jaar 1700 in kaart waren gebracht en gesystematiseerd.